top of page

Hoe God een pester en gepeste aanraakte



The line dividing good and evil cuts through the heart of every human being.

And who is willing to destroy a piece of his own heart? - Aleksandr Solzhenitsyn


Het gebeurde in jaar twee van de middelbare school. Ik pestte een meisje. In de pauze riep ik haar dan na, net hard genoeg zodat zij - én mijn vriendinnen - het hoorden. Het was zomaar af en toe, gewoon wanneer het me inviel. Maar het was niet de eerste keer dat ik iemand nariep. Al meerdere keren in mijn leven had ik wel is lelijk gedaan over iemand waar andere mensen bij stonden.


Totdat ik zelf werd gepest.

Precies aan het eind van datzelfde schooljaar, op de jaarlijkse sportdag, waren er foto’s en filmpjes van mij genomen en op social media gezet. Ik weet niet waarom, en de reden heb ik ook nooit willen weten. Op de sportdag zelf had ik er al wat signalen van opgepikt. Gelach, geroep, een flitser op mij gericht. Met een rotgevoel ging ik na afloop naar huis, hopend dat het een verbeelding was geweest. Alles zou na de zomervakantie weer koek en ei zijn. Niks aan de hand.


Nog geen week later, op de verjaardag van een klasgenootje, klapte die illusie als een ballon uit elkaar. "Heb je het al gezien, Marjon?" vroegen mijn klasgenootjes. "Nee?", antwoordde ik twijfelachtig, met een donkerbruin voorgevoel. Verstijfd van angst hoorde ik het verhaal aan. Een profiel was aangemaakt, over mij. Dit kon geen waar zijn. Dit mocht mij niet overkomen, waar had ik dat nou weer aan te danken?


Verslagen kon ik de tranen niet meer tegenhouden, ondanks dat de klasgenootjes mij liefdevol en geruststellend toespraken. Mijn ouders haalden mij op, het feestgedruis verdween als een waas naar de achtergrond. Alleen met mijn gedachten bleef ik over, acht jaar lang. Acht jaar lang groeide er een diepe onzekerheid in mij, gaf ik vrij spel aan leugens die hun verwoestende werking deden op mijn ziel en mijn geest.


Mijn ouders namen na de gebeurtenissen contact op met school, waarop direct werd gereageerd en de pesters werden aangesproken. Helaas, in de schooljaren die erop volgden werd ik nog steeds regelmatig met ze geconfronteerd. De frequentie ervan was soortgelijk aan het pestgedrag wat ik zelf had gedaan, bij dat ene meisje in jaar twee. Het was zomaar heel af en toe, gewoon wanneer het hun inviel en ze mij tegenkwamen. Ze riepen mij dan na, net hard genoeg dat ik - én hun eigen vrienden - het hoorden.


Nu vraag ik mij af: "Als ik de gevolgen van pesten zo diep ervaar, wat is dan de impact van mijn woorden geweest op dat meisje?" Heel even klinkt er een stemmetje in mijn hoofd die slist: "Was het niet alleen maar een beetje voor de grap treiteren?". Schaamtevol kap ik de woorden af. Wat een laffe constatering. In welke mate dan ook, pesten kan verwoestend zijn. Was het maar zo dat pesten niets met je doet. Was het maar zo, dat je uitgesproken of uitgetypte woorden met één klik op de knop uit je hoofd kon verwijderen.


Staat er eenmaal iets op het internet, dan staat het er voor altijd. Zo is het ook met pesten. Word je eenmaal gepest - fysiek, verbaal of online - dan staan die ervaringen, blikken en woorden voor altijd in je geheugen gegrift. Pesten is het willen vernederen van een ander om jezelf te verhogen. Een schending van het gebod wat God ons gaf: 'Heb uw naaste lief als uzelf.' We falen in het ons realiseren van het volgende, dat we de wereldkoers verwonden, een afgrijselijk litteken aanbrengen op de ziel van een ander als ook die van onszelf.


De gevolgen van pesten zijn onomkeerbaar en hebben vaak een levenslange impact op iemand. In mijn geval kreeg ik als eerste pleinvrees. Dat is de angst om de pesters tegen te komen in de openbare ruimtes. De gang, de bus, het plein, de aula, alles verwerd tot een continue mentale marteling. Niet de pesters an sich, maar de angst voor het gepest worden verrees als reus in mijn gedachten.


Het verlamde mijn gezonde verstand compleet. Ik begon me inwendig te verbergen uit schaamte, kreeg faalangst, vermoeidheidsklachten en ontwikkelde een negatief zelfbeeld. Jaar in, jaar uit liet ik leugens als snelgroeiend onkruid ongemoeid zijn gang gaan, overwoekerde het mijn hele gedachtewereld en belemmerde het mijn dagelijks functioneren. Na acht jaar, op mijn 22e, was er één ding zeker. Mijzelf? Kende ik niet meer.


In gebroken stukken waaierde mijn ziel uiteen, meegenomen en hen en weer geslingerd door de golven van een donkere oceaan waarvan het einde niet in zicht was.


Het was tijd om orde aan te brengen in de chaos. Die orde begon met zo eerlijk mogelijk naar de situatie te kijken. Zowel het gepest worden, als het zelf pesten, hadden hetzelfde foute uitgangspunt: ik bouwde mijn identiteit op de erkenning en bevestiging van mensen, alleen dan via twee verschillende wegen die op hetzelfde fiasco uitkwamen.


Het hart van een pester zit niet zo vol met zelfverzekerdheid als dat ze zich voordoen. Een echte identiteit hebben ze niet, omdat men meestal meelopers nodig heeft die hun aanmoedigen en bevestigen in het gedrag. Zo ook ik. Waarom ik pestte zou ik niet kunnen uitleggen. Wel vond ik het interessant dat mijn vriendinnen om mij lachten, en ook al hebben zij me nooit bewust aangespoord, hun reactie scoorde in ieder geval punten in het goal van mijn eigenwaarde.


Hoewel gepest worden nooit gerechtvaardigd kan worden, legde het in mijn geval haarfijn bloot dat op het moment dat er mensen bleken te zijn die zich negatief over en richting mij uitten, mijn complete gevoel van eigenwaarde als een kaartenhuis ineen stortte. Er zat niks aan ruggengraat of weerbaarheid. Wat anderen van mijn vonden, hoe anderen op mij reageerden, bepaalde wie ik was. Niet wat God over mij zei, maar de mening van de wereld had ik bovenaan gezet.


Het was op zand gebouwd. In dit grote fiasco had ik iets nodig. Mijn hart had God hard nodig. Zijn verlossing van mijzelf, Zijn vergeving voor mijn grove fouten, en Zijn genezing voor een geteisterde ziel. Maar waar was God überhaupt? In dat bewuste tweede jaar van de middelbare school was ik serieus in God gaan geloven en was er een pril begin van een relatie met Hem. Nooit had ik het idee van een afwezige God gekend, Hij was er gewoon altijd. Maar sinds die sportdag leek Hij mijlen ver weg.


Op mijn 22e, voelde de donkerte als een diepe, bodemloze zee onder mij. De schaamte brandde als een heet ijzer door mijn ziel. "God, als dit is wie ik ben, dan hoeft het voor mij niet." Dood, nee, dat wilde ik dan weer niet, want ik had nog genoeg om voor te leven. Maar de hoop was weg, het licht werd steeds kleiner in mijn hoofd. De woorden van mijn ziel, die waren op, langzaam aan het leeglopen in die koude, donkere oceaan. Psalm 42 was het enige wat ik nog kon uitspreken.

"Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen,

zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!" - Psalm 42:2

Een van de donkerste periodes van mijn leven brak aan. Was God wel te vertrouwen? Kón ik Hem ooit opnieuw leren vertrouwen, nu ik alleen in stukken dreef op een oneindige oceaan?


Langzaam, heel langzaam, gestaag maar zeker, verscheen er een lichtpuntje in de verte. Een vuurtoren Die de weg wees naar de kust. Het lichtpuntje kwam steeds dichterbij en het Licht ging krachtiger schijnen. Jezus stond daar, reikte Zijn hand naar me uit. Ook al begreep ik het niet, ik strekte mij uit naar Zijn hand, de enige mogelijkheid om te ontsnappen aan de donkerblauwe dieptes onder mij. Eenmaal aan wal, leek Hij totaal niet van plan weg te gaan. Er brandde een vuurtje met wat visjes erboven. Nee, Hij ging niet weg, Hij leek alle tijd van de wereld te hebben.


"Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken.

Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. Want de Heere HEERE helpt Mij.

Daarom word Ik niet te schande. Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente,

want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden. Hij is nabij, die Mij rechtvaardigt." - Jesaja 50:6-8

Hij wist alles over mij. Hij weet wat schaamte is. Hij werd er niet door overvallen zoals ik, maar koos ervoor het vrijwillig op Zich te nemen. Ik wil mij erdoor verbergen en verstoppen, maar Jezus trad naar voren om Zich openlijk te geven aan een wereld die Hem smaad en lastert. Hij weet wat schaamte veroorzaakt, hoe dat voelt, en nam het over van mij. Toen Hij aan het kruis hing op Golgotha, droeg Hij al het lichamelijk en psychisch leed wat jou en mij is aangedaan. Met open armen hing Hij tussen hemel en aarde, opgeslokt door een gitzwarte oceaan vol van zonden, lijden en verdriet.


Waarom zou een gebeurtenis van 2000 jaar geleden mij nu helpen? Deze vraag heb ik eerlijk gesteld in die tijd. Ik wilde God er niet te makkelijk vanaf laten komen, verweet Hem dit alles toegelaten te hebben. Maar Gods genade is werkelijk zoveel groter dan ik mijzelf kan voorstellen. Langzaam liefdevol, maar met een zekere fermheid, leerde Hij mij dat ik een keuze had. Een keuze om te geloven of niet te geloven, en Hij mij als mens daarin de vrijheid geeft.


Lange tijd voelde ik mij slachtoffer van alles wat er was gebeurd. Ik bleef vasthouden aan de schaamte, het verdriet en andere emoties, maar als gevolg daarvan bleef ik ook mijn bitterheid over God, mensen en het verleden maar voeden en voeden. Ook al waren de gevoelens gerechtvaardigd, het doet er niets vanaf dat Jezus Christus alles heeft overwonnen en is opgestaan uit de dood. Het lege graf van Jezus getuigt van Zijn liefde, Zijn toewijding aan de opdracht van Zijn Vader die wil dat niemand verloren gaat, of ten gronde gericht wordt door schaamte, angst en onzekerheid.


Een heilig God, Die zich openlijk en zichtbaar stortte in het meest afschuwelijke lijden van de mensheid, Zich niet verborg of wegkeek, heeft mij persoonlijk overtuigd dat Hij geloofwaardig is. Ook al is er lijden en pijn, en zijn er mijn grillige emoties, Jezus' offer en opstanding is uitermate relevant voor mijn leven, zélfs 2000 jaar later.


God duwt nooit wat door de strot. Hij wil dat je uit jezelf kiest. Ik heb ervoor gekozen om Gods woorden en daden aan het kruis te geloven en voor waar aan te nemen. Ik heb ervoor gekozen Zijn uitgestrekte hand vast te pakken, en nooit meer los te laten. Hij geeft onze ziel rijkelijk Zijn verlossing, Zijn vergeving en Zijn genezing.


Nog steeds is het gepest worden een gevoelige plek. Daarnaast is mijn eigen pesterij richting anderen iets waar ik mij immer diep voor schaam als ik eraan terugdenk. Een goede soort schaamte, het soort dat je geweten zijn werk laat doen. Ook zal ik nooit zeggen dat ik dankbaar ben voor het pesten. Pesten valt nooit te rechtvaardigen en is niet Gods wil, het is kwaad in Zijn ogen en een ongehoorzaamheid aan Zijn gebod.


Waar ik wel heel dankbaar voor ben, is dat God mij heeft laten zien in alle eerlijkheid wie ik als mens ben. Een mens in wiens hart er een flinterdunne lijn loopt tussen goed en kwaad. Hij liet mij zien wie Hij als God is, en dat ik Hem nodig hebt als fundament voor mijn hele dagelijkse leven. Vanaf mijn 22e ben ik een weg ingeslagen die mij terug leidde naar een hernieuwd vertrouwen in God. Dit gebeurde niet in één dag. Het kostte meerdere jaren om herstel en geloof terug te winnen, en een zekere identiteit op te bouwen als jonge vrouw. Hierover deel ik graag meer in deel 2 en deel 3.


“Faith is the art of holding on to things in spite of your changing moods and circumstances.” - C.S. Lewis

WELKOM!

Foto 06-09-2021 21 18 35 (1).jpg

Hey, ik ben Marjon.

Dit blog zijn brieven over de zoektocht en reis die ik maak, die andere mensen om mij heen maken, waarin God niet alleen de Gids, maar ook de reis Zelf is. Deze blogs zijn brieven - Lighthouse Letters - die we onderweg schrijven, in een fles stoppen, in de oceaan van informatie en opinies gooien, in het geloof dat ze op een dag aanspoelen op de kustlijn van jouw leven.

NIEUWSTE BLOGS

ZOEK op >>

bottom of page